Tijdgenoeg komt te laat, zegt het spreekwoord. Waarom vinden we laatkomers zo irritant? En is te laat komen echt ongeneeslijk?
’Er is maar één moment dat je op tijd kunt komen. Ben je er niet, dan ben je of te vroeg, of te laat.’ Met die wijsheid van Johan Cruijff in gedachten plande ik enkele jaren geleden een trip naar Londen. Ik had een interviewafspraak met de Ierse schrijfster Edna O’Brien bij haar thuis in Kensington. Een diva met zo’n indrukwekkende staat van dienst, tachtig plus maar nog steeds ginger haired en immer flamboyant, die kun je niet laten wachten. Ik heb nogal eens de neiging om te laat te komen, maar die keer nam ik ruim de marge.
Natuurlijk was ik te vroeg. Ruim een uur, dat ik doorbracht in een koffiebar om de hoek. Precies op tijd belde ik aan – dat kon alvast niet meer misgaan, dacht ik. Om een uitbrander van formaat te krijgen zodra de voordeur openging: hoe was het mogelijk, een uur te laat, wat een onbeschaamdheid! Haar advocaat kon elk moment arriveren om te kijken wat ze kon ondernemen tegen de projectontwikkelaar die een gebouw van vier verdiepingen in haar achtertuin wilde neerpoten, er was amper nog tijd voor een interview. Als ik niet van zo ver was gekomen, had ze me meteen de wacht aangezegd. De advocaat kwam niet opdagen, het werd alsnog een fijn gesprek, met een kom verse soep in de keuken als toemaat zodat ik niet zou verhongeren op de lange weg naar huis. Het was een memorabele middag.
Vladimir Poetin is een strategische laatkomer. Het is iets wat speelt in de
internationale diplomatie: degene die het laatst arriveert, is de baas
Onze omgang met tijd heeft iets heel emotioneels. Niemand vindt het fijn te moeten wachten op een laatkomer. Het geeft je het gevoel dat je niet ernstig wordt genomen, je voelt je tekortgedaan: waar haalt zo iemand het recht vandaan om impliciet te zeggen ‘Mijn tijd is belangrijker dan jouw tijd?’
Tijd en macht
Waar komt die obsessie met tijd vandaan? Waarom tilt de ene cultuur zwaarder aan te laat komen dan de andere? En hoe gingen mensen daar in vroegere tijden mee om? Weten hoe laat het was, bleef tot ver in de middeleeuwen een ingewikkelde zaak, schrijft de Nederlandse journaliste Vera Spaans in haar boek Te laat. Waarom je nooit zomaar te vroeg of te laat bent (Das Mag). Aan zonnewijzers heb je niets als de zon niet schijnt, en een zonne-uur duurt in de zomer langer dan in de winter. Kloosterklokken gaven de gebedstijden aan, en later gaven stadsklokken het begin en einde van de werkdag aan. Maar het duurde tot in de 16de eeuw tot ze op elkaar werden afgesteld. Gewoon met elkaar afspreken was geen probleem, daar kon gerust twee uur speling op zitten, maar als er hiërarchie mee gemoeid was, lag dat anders. Zo verscheen keizer Karel in 1549 ettelijke uren te vroeg op zijn Blijde Inkomst in Antwerpen, het ontvangstcomité was er nog niet. Een enorme blamage – want net als Sinterklaas arriveerde de keizer wanneer het hem uitkwam, daar hadden de Antwerpenaren zich maar naar te schikken. Het was zíjn tijd, niet de hunne. Tijd en macht: het is een interessante combinatie.
Keizer Karel was te vroeg, maar ook met te laat komen kun je veel zeggen. Dat je geen hoge pet op hebt van degene met wie je een afspraak hebt, bijvoorbeeld. Dat je het je kunt permitteren iemand te laten wachten. En je kunt het ook inzetten als strategie. Vladimir Poetin is zo’n strategische laatkomer. Dat Angela Merkel in 2012 drie kwartier op hem moest wachten, viel nog mee. Bij de Japanse premier Shinto Abe bleef hij urenlang weg – uitgerekend in een land waar stiptheid tot hogere kunst is verheven. En bij vredesbesprekingen over Syrië liet hij John Kerry maar liefst drie uur met de duimen draaien. Dat deed hij wellicht om zich te laten gelden. Maar misschien ook om de anderen zenuwachtig te maken en zo een psychologisch voordeel te behalen, oppert Spaans. Het is iets wat speelt in de internationale diplomatie: degene die het laatst arriveert, is de baas.
Klokvast
Te laat komen is soms strategie, maar het is ook cultureel bepaald. Wat in Senegal l’heure élastique heet, is in Indonesië jam karet: rubberen tijd. De meest pünktliche volkeren ter wereld zijn de Duitsers en de Japanners, terwijl de Zwitsers de nauwkeurigste klokken hebben – clichés kloppen soms. Het wetenschappelijke verschil tussen culturen waar de klok de tijd dicteert en die waar tijd een rekkelijker begrip is, ligt in het verschil tussen monochroniciteit en polychroniciteit, schrijft Spaans. Landen die sterk op het individu zijn gericht, zijn doorgaans klokvaster. In polychrone landen is de klok ondergeschikt aan persoonlijke relaties. Een boeiend gesprek goed laten lopen en mooi afronden is belangrijk. Zeggen: ik moet ervandoor want ik heb een afspraak is er not done. Stipt op tijd komen als gast in een land als België is helemaal oké, in Brazilië wordt het beschouwd als onbeleefd. Al is die tweedeling monochroon-polychroon een beetje kort door de bocht. In een polychroon land als Brazilië zijn er toch grote verschillen: in Rio de Janeiro gaan mensen relaxter met tijd om dan in de zakenstad São Paulo. Kort door de bocht kun je stellen: hoe rijker het land, hoe meer druk op de tijd. Omdat de tijd daar koopwaar is geworden.
Een van de schokkendste vaststellingen die Spaans doet, is dat mensen van kleur in westerse landen er meer worden op aangesproken als ze te laat komen dan witte mensen. Te laat komen wordt meteen aan hun kleur gekoppeld, het is een vooroordeel, een onderhuidse vorm van racisme. Ze citeert een uitspraak van Michelle Obama: toen Barack aan zijn eerste werkdag moest beginnen als stagiair in het advocatenkantoor waar ze werkte, was hij te laat, waarop ze hem zei: ‘ Black guy, we can’t be late!’ – wij zwarte mensen mogen niet te laat komen. Dat hij daar volkomen cool onder bleef, maakte dan weer indruk op haar. En de rest is geschiedenis.
Wintersjaal
De meeste laatkomers verdedigen zich door te zeggen dat ze het niet kunnen helpen. Spaans is het daar maar gedeeltelijk mee eens. En het verhaaltje dat je geregeld ziet opduiken in tijdschriften dat laatkomers succesvollere en creatievere mensen zijn, verwijst ze helemaal naar de prullenmand. Wel verwijst ze naar een onderzoek waarin psychologen de verschillen in tijdsbeleving aantoonden van wat ze persoonlijkheidstype A noemden – mensen die competitief en taakgericht, maar ook ongeduldig zijn en altijd haast hebben – en het meer ontspannen en relaxte type B. Die laatsten hadden een onrealistisch tijdsbesef: ze propten 77 seconden in een minuut, terwijl type A-mensen na 58 seconden dachten dat er een minuut verstreken was. Wie de meeste tijdsdruk ervaart, zal denken dat de tijd sneller gaat dan hij gaat en dus meer geneigd zijn om op tijd te komen. Psychologen linken te laat komen ook aan de ‘ big five’: vijf persoonlijkheidskenmerken – neuroticisme, extraversie, openheid, vriendelijkheid en consciëntieusheid. In 2005 lieten Duitse onderzoekers 92 studenten een persoonlijkheidstest afleggen. Daarna moesten ze naar een testlocatie gaan. Degenen die te laat kwamen, bleken het laagst te scoren op consciëntieusheid.
Alleen mensen die zelfs te laat komen voor een sollicitatiegesprek, zijn onverbeterlijk. De rest zijn amateurs
De vraag van één miljoen is: kun je het afleren? Spaans denkt van wel, ze is zelf een succesvol voorbeeld, al geeft ze toe dat het een eeuwig aandachtspunt zal blijven. Als je iets belangrijk genoeg vindt, kun je op tijd komen, is haar conclusie. Alleen mensen die zelfs te laat komen voor een sollicitatiegesprek, zijn onverbeterlijk. De rest zijn amateurs. Daar kan ik het wel mee eens zijn, ik ben zelf ook vaker op tijd dan vroeger, maar mijn reputatie als laatkomer blijf ik toch met me meeslepen.
Alleen: bij Edna O’Brien was ik wel degelijk op tijd. Toen ze twee maanden na het interview naar België kwam voor een literair festival sprak ik haar opnieuw. Ze had zich gerealiseerd dat ze me ten onrechte een uitbrander had gegeven en gaf me een cadeau als goedmakertje: een warme wintersjaal die ze had gekocht bij Marks & Spencer. Hij ziet er niet uit, maar het is mijn lievelingssjaal, en een eeuwige reminder dat het loont om op tijd te komen.
Veerle Vanden Bosch
De Standaard – 15 Okt. 2020