Alexander Naessens, weduwnaar van het enige Belgische terreurslachtoffer van 2017
Het Nieuwsblad* – 23 Dec. 2017
Ze heetten niet prins Laurent, Bart De Pauw of Marc Coucke. En toch was 2017, ver buiten de spotlights, ook voor hen een ongewoon jaar. Omdat ze uitblonken, volhardden of ondanks een zware klap moedig terugvochten. Ook dit zijn de Belgen van 2017.
De Oezbeekse terrorist die op 31 oktober in New York met opzet zijn vrouw doodreed, laat hem koud. Ann-Laure Decadt (31) fietste er die dag samen met haar zussen en moeder, nét om het onbezorgde leven te vieren, vertelt hij. In Oostnieuwkerke, diep in West-Vlaanderen, blijft Alexander Naessens (34) alleen achter met hun twee zoontjes. Eentje is drie jaar, het andere vijf maanden. Voor hen wil hij één keer zijn verhaal doen, om te tonen wie hun mama was. “De jongste zal haar nooit gekend hebben. De oudste kreeg, op aanraden van de psycholoog, onverbloemd te horen dat mama niet meer terugkomt.”
Tekst: Frank Poosen en Pieter Huyberechts foto Geert Van De Velde
Er is een stuk van mij weggesneden. Dat litteken blijft. Voor altijd
Op woensdag 1 november rinkelde de telefoon van Alexander Naessens. Het was koning Filip die belde. Met zijn condoleances. “Ik mag de kroon niet ontbloten, maar het was een warm gesprek, van man tot man en vader tot vader. Acht minuten. Ik vind dat chic. Hij moést dat niet doen, hé.”
De telefoon was een dag eerder ook al overgegaan. Om twintig voor negen ‘s avonds. Alexander had net een prakje in de microgolf geschoven. Joseph, drie maanden, sliep boven in zijn bedje. Zijn broertje Raphael, drie jaar, was bij oma op vakantie, want zijn vrouw was er toch niet. Op stap met haar moeder en twee zussen in New York. Halloween vieren. Voor de eerste keer.
“Het was Ann-Laure, stond op mijn schermpje. Een beetje raar, vond ik. Midden in de namiddag in New York. We hadden elkaar die morgen nog gehoord. Over ditjes en datjes, een banaal gesprekje over het weer en hoe het ging. Ik heb niet gezegd dat Joseph een hoestje had en wat koorts maakte. Dat zou wel overgaan. Ze moest dat niet in haar hoofd steken. Dat ze maar genoot daar in New York, met haar zussen en haar moeder.”
“Het was een Amerikaanse stem aan de telefoon, een vrouw. Who are you?, vroeg ze. Ann-Laure is me weer aan het plagen, dacht ik. Dat deed ze wel vaker. Bellen met een gek stemmetje, zomaar.”
“ This is Alexander, zei ik . Wat is uw relatie tot de bezitter van deze telefoon?, vroeg de stem. I’m her husband.”
Aan de andere kant van de lijn werd het stil. De beller hield de hoorn weg. “Van ver hoorde ik zeggen: Oh my god, it’s her husband. Mijn maag kromp ineen. Mijn hart begon te bonken. Hier klopte iets niet. Wat was dat allemaal? Het was duidelijk Ann-Laure niét aan de andere kant van de lijn.”
De stem vroeg om haar naam te spellen. “ Ann-Laure Decadt, spel dat maar eens tegen een Amerikaan terwijl je gedachten alle kanten op schieten. Ik bleef maar vragen wat in godsnaam de bedoeling was.”
De stem gaf een dokter door. “Hij deed een warrig verhaal. Hij wist duidelijk óók niet wat er precies was gebeurd. Er was een schietpartij, uw vrouw is in paniek gevlucht en aangereden door een vrachtwagen. Hij brabbelde nog iets onverstaanbaars en zei dan: We did all we could but she passed away.”
Einde gesprek.
Alexander was als verdoofd. “Ann-Laure is overleden. Ann-Laure is overleden.” Dat zei hij, twee keer, toen hij haar zus in New York belde – twee gemiste oproepen had hij van haar. “Ze wist het nog niet. Ann-Laure was in een ambulance weggevoerd en zij waren gevolgd in een taxi, zonder te weten hoe het met haar was. Ze wilde me bellen om me te zeggen dat er iets gebeurd was. Dat een truck haar omver had gereden.” Alexander zette de tv aan, op CNN. Livebeelden uit New York. Van een aanslag op een fietspad naast de Hudson-rivier. ISIS. Er waren verschillende doden.
Mijn kinderen zullen nooit weten wie hun mama was
In de vaas op tafel staat een bloemenboeket. Rood. De kopjes hangen. Het water is op. Het is killetjes in de woonkamer van het huis. Nieuwbouw, in de rij. Netjes, met de beste materialen. “In het voorjaar zijn we hier ingetrokken. Ann-Laure snakte ernaar. Ons appartementje in Kortrijk was écht heel klein, met nog een baby erbij té klein. Zij wilde weidsheid, dicht bij huis. Haar ouders wonen twee huizen verder. Het is volledig naar onze zin gebouwd. De keuken is op haar maat gemaakt, ze was een hobbykok. Haar ziel zit in elk hoekje van ons huis. Nu lijkt het alsof dat allemaal zinloos was.”
Hij duwt die emoties weg en slikt. “Ik probeer rationeel te zijn, dat is mijn manier. Ik begrijp zelf niet hoe dat komt. Er overkomt je iets vreselijks en een soort zakelijkheid neemt over. Je belandt in een rush. Dat heb ik gedaan de eerste dagen na haar dood. Een waas van geregel. De repatriëring, de begrafenis, vergaderingen met de burgemeester en de politie om alles in goede banen te leiden. Want ik wist direct dat de dood van Ann-Laure veel teweeg zou brengen. Een mooie vrouw van 31, moeder van twee kindjes, vermoord door een terrorist in een truck in het verre New York. Ik had alle hulp nodig.”
“Ik wilde dat ze op 11 november zou worden begraven. Voor de symboliek. Zo ben ik mijn toespraak in de mis ook begonnen. Zie me hier nu staan op Wapenstilstand. Jij bent het slachtoffer geworden van hoe een moderne oorlog gevoerd wordt. Ik moest dat zeggen. Ik heb drie dagen geschreven aan die tekst.”
“Ik heb heel de begrafenis laten filmen. Alleen maar voor onze kinderen. Ze zijn veel te jong om alles te beseffen. Over tien jaar zullen ze willen weten wie hun moeder was, wat er gebeurd is, wat dat teweeg heeft gebracht, hoe iedereen reageerde. Daarom doe ik dit interview ook. Eén keer wil ik alles zeggen, zodat Raphael en Joseph het later kunnen lezen.”
“Er is niets zo erg als je moeder verliezen en dat niet kunnen beseffen. Achteraf zullen de vragen komen. De antwoorden zullen er dan zijn, gedocumenteerd met beelden en teksten. Ik schrijf ook veel, anekdotes van Ann-Laure. Om ze niet te vergeten.”
“Joseph is nu vijf maanden. Hij zal nooit weten wie zijn mama was. Raphael is drie, die weet het een beetje. Ik heb hem verteld dat mama dood is. Onverbloemd en eerlijk. De psycholoog die me begeleidt, had me gezegd dat ik niets moest verbloemen of voorliegen. Geen gedoe over sterretjes aan de hemel en nog van die dingen die de mensen menen te moeten zeggen. Neen, gewoon: mama is er niet meer. Ze is dood en komt niet meer terug.”
“De eerste keer dat ik het hem zei, reageerde hij niet. Hij speelde gewoon verder. De dag nadien heb ik het nog eens geprobeerd. Hij begon heel hard te wenen. Ik wil naar mama, ik wil naar mama. Maar dat kon niet meer. Het was heel hard. Ik moest met mijn zoontje van drie jaar een gesprek voeren waarvan ik wist dat het een litteken zou krassen voor de rest van zijn leven. Het is toch de taak van de ouders om hun kinderen een zo vlekkeloos mogelijke levensstart te geven? De eerste twintig jaar incasseren de ouders de klappen in hun plaats, om hen zo ongeschonden mogelijk op hun eigen benen te laten staan. En kijk nu, na drie jaar en een maand kan het al niet meer perfect zijn voor dat kind. Dan moet je hem zoiets vertellen. Maar het was het beste wat ik kon doen volgens de psycholoog. Het zeggen zoals het was. En hem meenemen naar het funerarium. Ik kan niet zeggen hoe zwaar dat was.”
“Hij gaat nu vaak met me mee naar het kerkhof. Dan ween ik. Papa mag niet wenen, zegt hij elke keer. Hij heeft het daar moeilijk mee. De psychologen zeggen dat ik het moet blijven doen. Ik spreek vaak met hem over mama die dood is. Hij vraagt het me ook. En hij maakt zelf zijn verhaal. De fiets werd omvergereden en lag in stukken op de grond, zegt hij dan. Hij vult het in met zijn eigen fantasie. Het is belangrijk. Voor mij ook. Het is een deel van mijn verwerking.”
Alles is voor niks geweest. Dat gevoel heb ik nu
“Het klinkt vreemd, maar ik was na de plechtigheid, een zaterdag, opgelucht dat alles goed was verlopen. Het was een orgelpunt, een mooi eerbetoon, zoals zij het zelf gewild zou hebben. Er was niets meer aan toe te voegen. Maar de dag erna, een zondag, kwam niemand meer. Er was alleen maar leegte. Iedereen was geweest, er moest niets meer geregeld worden. Zie mij hier nu liggen, dacht ik toen ik wakker werd. Ik ben die dag nog langs geweest bij vrienden, alleen met de kindjes. Dat was een confrontatie. Ik zat daar tussen allemaal koppels. Toen voelde ik voor het eerst dat een stuk van mij was weggesneden en dat dat litteken nooit meer zou weggaan.”
“Op 8 december zouden we vijf jaar getrouwd zijn. Onze huwelijksdag was voor ons allebei de mooiste dag van ons leven. Mooier dan de geboorte van de kinderen. Dat was stress, met een keizersnede en alles wat daarbij komt kijken. Maar onze trouw was prachtig. Alleen maar liefde. Een grote wolk, waarop we daarna nog weken zaten.”
“Dit jaar viel die dag op een vrijdag. Ik ben gewoon gaan werken – dat heb ik direct gedaan, hierbinnen zitten kniezen, daar heeft niemand iets aan. Ik werk in het veevoederbedrijf van mijn schoonouders. Ik ben er in huilen uitgebarsten. Ik maakte die morgen een grote fout: ik bekeek op de website van onze huwelijksfotograaf de foto’s nog eens van onze trouw. Ik brak. De rest van de dag gebeurde in een waas. Van uur tot uur.”
“Nu kijk ik ook niet verder dan de volgende dag. Voor haar dood bekeken we alles op de lange termijn. We hadden een huis gebouwd, helemaal naar onze zin. Een thuis waarin onze jongens zouden opgroeien en waar we ooit zouden sterven. Maar dan is er die aanslag en ligt alles op een hoopje. Alles is voor niks geweest. Dat gevoel heb ik nu.”
“We hadden samen een mooi leven opgebouwd. Zoveel mooie momenten die ik met niemand anders kan delen. Ik kan er wel over praten met vrienden, met familie, of met jullie. Maar niemand heeft dat meebeleefd. Als Raphael weer eens iets grappigs zegt, dan is Ann-Laure er niet meer om met me mee te lachen. En dan begin ik te wenen.”
“Ik leef op wilskracht. Ik zoek energie, maar vind die nauwelijks. Misschien zit ik nog aan dertig procent van wat ik ervoor had. Ik ga het zeggen zoals het is: ik heb op dit moment de energie niet om alleen voor mijn twee kinderen te zorgen. Ik zou eronderdoor gaan, daar ben ik zeker van. Joseph is nog een baby. Hij is nu bij mijn schoonouders, twee huizen verder. Ik zie hem elke dag en ik zie hem doodgraag, maar voor hem zorgen, dat gaat even niet.”
“Raphael is wel nog bij mij. We willen hem zoveel mogelijk in zijn normale ritme houden. Hij heeft de belangrijkste persoon in zijn leven verloren, als vader moet ik dat durven te zeggen. Zijn moeder is altijd veel belangrijker. Het is heel belangrijk dat al de rest hetzelfde blijft. Zijn eigen bedje, hier thuis komen, naar school gaan… Als hij hier ook niet meer zou wonen, was het voor hem alleen maar traumatischer. Bij een baby is dat helemaal anders.”
Ik heb geen plaats meer voor haat of woede
“Ik weet niet wat de toekomst zal brengen. Ik blijf hier wonen, dat staat vast. Ik moet ervoor zorgen dat dit de thuis blijft van de kinderen. Ik zou veel hypothekeren als ik zou verhuizen. Dat zou een heel slechte zaak zijn. Voor iedereen.”
“Ik weet echt niet wat me te wachten staat. Twee maanden geleden wist ik nog waar ik over tien jaar zou staan. Over twintig jaar ook. Een stabiel gezin, gezonde kinderen. Veel liefde in huis. Maar nu? Ik heb geen idee. Ik hoop dat ik weer gelukkig kan worden.”
“Mijn vrouw was mijn ruggengraat, mijn Alice in Wonderland. Van het eerste moment dat ik haar zag, wist ik dat. Ze was een uitzonderlijke vrouw. We waren voor elkaar gemaakt. Dat klinkt als een cliché, maar het is zo. We voelden elkaar perfect aan. Het was een sprookje. Ik weet nog heel goed die eerste weken nadat we elkaar hadden leren kennen. Ik kon bijna niet meer werken. Mijn hoofd zat vol verliefdheid. Net zoals het nu vol verdriet zit.”
“Je moet het niet geloven, maar iedereen zal het beamen: Ann-Laure was een heel enthousiaste, authentieke, charmante, innemende vrouw die altijd zichzelf was. De eerste indruk die ze gaf, was fantastisch. De tweede nog beter. Ze was sociaal, open en een beetje zot. Ze had een constante drang om te genieten. En dat deed ze ook. Ze leefde honderd procent. Al goed dat ze zo in het leven stond. Het heeft amper 31 jaar geduurd. Tot die terrorist haar pad kruiste.”
“Ik ken zijn naam niet eens. Hij laat me koud. We mogen zulke aanslagen niet aangrijpen om te polariseren, vind ik. We moeten niet bang zijn om op reis te gaan, of naar een concert in het Sportpaleis. En we mogen zeker onze democratische waarden niet opgeven. Daar zijn mensen voor gestorven. Ze zijn veel te belangrijk om te verkwanselen aan sukkelaars die – op een knullige manier dan nog – aanslagen plegen. Ik kan die mens weinig kwalijk nemen. Hij wist niet beter. Hij heeft ook een vrouw en kinderen, hoor ik. Ik hoop dat hij ooit tot inkeer komt. Die kerels van het kalifaat, die de onthoofdingen doen en de rest opjutten, dat zijn de grote slechteriken. Die moeten worden aangepakt. De rest, dat zijn sukkelaars. Daar kan ik niet kwaad op zijn. Ik heb ook te veel verdriet. Er is geen plaats meer voor haat of woede.”
Er is geen noodlot. Ann-Laure is weg en komt nooit meer terug
“Ik denk nog altijd dat Ann-Laure ineens de deur hier openzwiert met een zak van de Colruyt in haar handen. Hallo, ik ben er. Ik hoop dat elke keer opnieuw. Ik kan nog altijd niet geloven dat ze er niet meer is. Je hebt verdomme meer kans om tweehonderd miljoen met EuroMillions te winnen dan dat je zoiets overkomt.”
“Ik heb de puzzel al vaak gelegd. Al die toevalligheden. Een kwartiertje voordien waren ze nog met de fiets gestopt bij een bandje dat op straat stond te spelen. Als ze dat niet hadden gedaan, zou er niets gebeurd zijn. Die ochtend hadden ze al op dat fietspad gereden. Ze zouden langs een andere weg terugkeren, maar een Amerikaan had hen dat afgeraden. Het zijn zoveel toevalligheden. Zij moest het zijn. Punt. Haar zus keek nog even achterom toen die truck afkwam en kon net opzij gaan. Ann-Laure had niet meer omgekeken.”
“Het is het noodlot, zou je dan zeggen. Maar dat impliceert een voorbestemming. Daar geloof ik niet in. De mens gelooft dat graag, omdat het zin geeft. Maar ik niet. Het zal wel voor een goede reden zijn geweest? Neen. Het is de gruwelijke realiteit dat wij, mensen, het resultaat zijn van een hele resem toevalligheden.”
“Ik heb haar leren kennen op een feestje waarvan ze nog twijfelde of ze er wel naartoe zou gaan. Voor hetzelfde geld had ik haar dus nooit leren kennen. Zie je? Dan ging ik nooit getrouwd zijn met haar en zouden we hier niet gewoond hebben. En zouden onze zoontjes er nooit zijn geweest. Diezelfde toevalligheid heeft ervoor gezorgd dat ze er niet meer is. Ik ben te nuchter om het anders te bekijken. Dat maakt het moeilijker om het geplaatst te krijgen. Ik geloof niet in een leven na de dood en dat ze wel zal toekijken op ons. Ik hoop dat ik ongelijk heb. Maar ik denk van niet. Ze is weg en ik zie haar nooit meer terug.”
De kerstdagen zullen zwaar zijn. “Kerst zonder Ann-Laure…” Hij zucht. “Kerstmis was haar favoriete feestdag. De romantiek, de familie. Ze hield daar enorm van.” Van Nieuwjaar ook. “We waren van plan dit jaar onze vrienden in ons nieuwe huis uit te nodigen. Ik ga dat doen. Ik denk dat ze dat zo gewild zou hebben.”